Man afgeperst na Veenhoopfestival

do 29 oktober 2009, 17.53 uur

LEEUWARDEN - De schrik was groot, op het moment dat een 28-jarige Leeuwarder op de jongste editie van het Veenhoopfestival een bekend gezicht zag. Zijn gedachten gingen terug naar tien tot twaalf jaar geleden, toen een groepje jongeren hem bedreigde en hem een mes op zijn keel zette. Een traumatische ervaring, die hem altijd is bijgebleven.

'Ik herinner me het als de dag van gisteren. Hij was nog niks veranderd', zei de man donderdag op de zitting van de Leeuwarder rechtbank. Maar om nu te zeggen dat hij van de man die hem het ooit een mes op de keel gezet zou hebben - een inwoner van De Wilgen, die zich daar overigens niets van kan herinneren - geld stal, bedreigde en afperste, dat gaat de Leeuwarder veel te ver.

Hij en zijn maat, een 28-jarige inwoner van Delft, zitten al wel drieënhalve maand in voorarrest omdat ze ervan worden verdacht dat ze 70 euro hebben gestolen van het slachtoffer. Verder hadden ze als onderpand diens kentekenbewijs meegenomen en zouden ze hem gedwongen hebben om hen nog eens 500 euro te geven. Dat de tent van het slachtoffer - op het tentenkamp bij de Veenhoop - in hetzelfde weekend in brand vloog, daar konden de twee verdachten niet al teveel over zeggen.

De Leeuwarder wist van niets en de Delftenaar had alleen een fles olie op het vuur gegooid. 'Uit baldadigheid', zei de student luchtvaarttechniek. Toen was de tent al bijna opgebrand. Dat hij bij de brandende tent had gestaan was een van de weinige dingen die de Delftenaar zich nog voor de geest kon halen. Hij was op die 18e juli dermate beneveld dat het overgrote deel van de gebeurtenissen van die dag aan hem voorbij is gegaan.

Het geheugen van zijn medeverdachte functioneerde beter; die wist pertinent zeker dat alles niet zo is gegaan zoals door de man uit De Wilgen beweerd wordt. Die zegt dat de verdachten na de eerste confrontatie op 17 juli op het festivalterrein de volgende ochtend zijn huis zijn binnengedrongen terwijl hij lag te slapen. Dat ontkennen de verdachten ook niet, maar ze bestrijden dat ze het slachtoffer hebben bedreigd en geld afhandig gemaakt zouden hebben. De Leeuwarder had het slachtoffer thuis opgezocht -hij wist waar de man woonde- omdat het 'mesincident' van jaren geleden hem nog steeds niet lekker zat. Hij wou 'toch nog even praten'.

Het slachtoffer bood nogmaals zijn excuses aan, een dag eerder had hij dat ook al gedaan, en hij zou de Leeuwarder als een soort goedmakertje de 70 euro hebben toegestopt. De Leeuwarder zou gezegd hebben dat 100 of 500 euro een passender bedrag zou zijn voor het leed dat hem was aangedaan. 'Dat heb ik uit bravoure gezegd', zei hij zelf. Het slachtoffer beloofde dat hij aan het eind van de middag het geld in huis zou hebben. De Leeuwarder nam vervolgens het kentekenbewijs van de man mee. Niet als dwangmiddel, maar andermaal 'uit bravoure'.

Op het slachtoffer waren de verdachten wel degelijk dwingend en dreigend overgekomen. De Delftenaar zou erop hebben aangedrongen de man wat harder aan te pakken. Hij zou ook voorgesteld hebben om elke week terug te komen, omdat hij vond dat het allemaal wel heel gemakkelijk ging. De Leeuwarder zou bovendien welbewust om 500 euro hebben gevraagd. Het slachtoffer was die middag naar Drachten gegaan om geld van zijn spaarrekening te halen. Hij had het geld klaar liggen, toen de verdachten aan het eind van de middag terugkwamen. Het duo wist niet dat ze werden opgewacht door politieagenten, die zich op de bovenverdieping bevonden.

Het slachtoffer had zijn vader en zijn zwager ingelicht. Die hadden hem geadviseerd om de politie in te schakelen. De verdachten werden meteen opgepakt. De Leeuwarder beweert dat hij, samen met de Delftenaar en een andere vriend, van plan was om het geld en het kentekenbewijs terug te brengen. Het zat hem niet lekker dat hij het had meegenomen. Dat strookte niet met de feiten, vond de officier van justitie. De twee mannen hadden de 70 euro al stukgeslagen voor ze aan het eind van de middag teruggingen naar De Wilgen; ze hadden benzine getankt en een broodje gekocht.

Bovendien had de vriend van de verdachten verklaard dat de Leeuwarder van tevoren had gezegd dat hij geld zou halen bij het slachtoffer. De officier van justitie beschouwt de Leeuwarder als de drijvende kracht achter de gebeurtenissen op 18 juli. De Delftenaar speelde een iets minder vooraanstaande rol, maar zijn aandeel was volgens de officier evenzogoed 'essentieel'. Voor het in brand steken van de tent vorderde de officier in beide zaken vrijspraak.

Er bleef wat de officier betrof nog genoeg over om voor de Leeuwarder een celstraf van een jaar te eisen, plus zes maanden voorwaardelijk. Voor de Delftenaar was de eis een celstraf van een jaar, waarvan de helft voorwaardelijk. De uitspraak volgt op 12 november.